maandag 30 oktober 2017

Mount Washmore

Ik ben moe. Hartstikke moe. Moe van het altijd en eeuwig durende huishouden draaiende houden. Ik heb besloten dat ik vakantie neem. Als thuiswerkende moeder met drie jonge Blommetjes onder haar vleugels, twee bedrijven onder haar staart en een thuiswerkende man in haar kielzog is dat best een uitdaging. Laat ik maar gerust stellen dat het eigenlijk gewoon onmogelijk is. Voordat we hier op de boerderij kwamen wonen had ik me nooit kunnen inbeelden dat er zich op één plek zoveel zand, stof en spinnenwebben konden verzamelen in zo'n korte tijd.

Waar ik me normaal gesproken een slag in de rondte werk om alle dingen rondom Huize Blom draaiende te houden, doe ik het nu even rustig aan. Ik focus me op al het noodzakelijke, zoals het eten koken en doe daarnaast gezellig allerlei spelletjes en activiteiten met de kinderen. ‘Dat huishouden komt later wel’, ‘Laat de boel de boel’, ‘Geniet van je kinderen’. Elke thuiswerkende moeder zal deze zinnen op haar duimpje kunnen reproduceren. Dus, ik doe eens gek.

Aan die opmerkingen ‘Dat huishouden komt later wel’, ‘Laat de boel de boel’, ‘Geniet van je kinderen’ ligt – natuurlijk – ook gewoon weer iets ten grondslag. Ik heb er even over zitten mijmeren terwijl ik door de ramen naar buiten probeerde te kijken, maar ik kan me niet anders voorstellen, dan dat diegenen die me dat toch telkens weer herhalen zelf iets van een knagend stemmetje hebben over of ze dat ‘vroeger nou niet anders hadden kunnen aanpakken’. Spijt? Of nu het besef hoe waardevol die kinderjaren zijn.

Ik neem me bij dezen voor om intens te genieten van mijn kinderen en dus ont-zet-tend veel met ze samen te doen. Laat de boel de boel!

Niet snel na mijn besluit ontstaat er al een spagaat. De spagaat is nog te doen. Licht ongemakkelijk. Ik voel dat er nog best wat rek in zit. Ik zie dat de keuken ontploft is na het koken. Tijdens het koken was Baby ongeduldig en direct na het eten wilde Baby de borst en wilde Peuter 'NU!!' naar bed. Ik heb nog geen tijd gehad om het op te ruimen. Kleuter vraagt om een spelletje. Oh ja. Goed voornemen. Laat ik dat maar doen dan.

Het is theetijd. Man komt binnen gestormd met zand en gemaaid gras aan zijn sokken en is uiteraard dorstig van het harde werk. Hij kan niet zo goed tegen rommel. Rommel maakt zijn chaotische aanleg nog chaotischer en vaak is de wijsheid van mijn eigen moeder ‘vuil trekt vuil aan’ in dezen echt 100% waar. Ik zie en voel direct een lichte paniek ontstaan bij Man zodra hij de keuken ziet. Een subtiele kortsluiting.

We redden ons ook over deze heuvel heen en dan is het toch echt tijd om de keuken aan kant te maken, want anders heb ik straks geen ruimte om eten te koken. De nood om te eten ontstaat hier altijd zo plotseling dat ik me maar beter een beetje voorbereid. Peuter ligt nog heerlijk op één oor. Baby hangt lekker op mijn rug. Kleuter staat te popelen om te helpen met afwassen. Prima! We verenigen het nuttige met het aangename. Wat wil een mens nog meer?

Zo gaat het nog een paar dagen door. Vanuit mijn ooghoek zie ik de stapel was groeien tot een aardige drempel, maar hee: vier wassen op een dag draaien is toch echt wel te hard werken, dus we doen er nu twee. De spagaat waarin ik me al enkele dagen begeef begint wat onprettig te voelen en ik probeer me in een andere bocht te wringen om wat extra rek in een oncomfortabele situatie te creëren.

Een dag later is het zover: ‘Weet jij misschien of ik nog een schone onderbroek heb?’, ‘Waar zijn de sokken van Kleuter?’, ‘Ik kan het hemd van Peuter niet vinden!’, ‘Oh ja, oeps… Ik heb volgens mij geen werksokken meer, dus ik heb mijn nette sokken maar aan gedaan.’, ‘Peuter heeft in bed geplast. Zijn er nog schone lakens?’, 'Waar is die ene fijne trui eigenlijk gebleven?'

De spagaat waarin ik verkeer doet plotseling hevig pijn. Alle rek die er zat is als een donderslag bij heldere hemel verdwenen. Dit gaat gewoon echt niet meer. De wasmachine mag nooit en te nimmer stuk of met vakantie en diegene die het wasgoed er in doet mag ook nooit verslappen. In de bijkeuken, waar we onze was normaal gesproken keurig gesorteerd in wasmanden verzamelen, is een serieuze berg ontstaan. Met het beddengoed van Peuter erbij weet ik niet of ik deze berg ooit nog kan bedwingen.

Mensen van wie er een gezinslid ook werk heeft dat extra was produceert kunnen niet anders dan herkennen dat de was met stipt op één staat van de prioriteiten in het huishouden. Het gedraai van de wasmachine klinkt als een melodisch, geruststellend gerommel op de achtergrond, omdat het zo fijn is dat het ding draait zonder dat je er zelf wat voor hoeft te doen. Als het ding stil staat is er een soort alertheid als wanneer je kinderen ineens te stil in een hoekje van de woonkamer zitten te spelen.

Mijn vakantie is voorbij. Het is tijd om Mount Washmore te bedwingen. Het kost me vijf dagen.

Die luttele minuten - wat zeg ik? secónden! - dat de was bij is. Heerlijk. Ultiem genot. Mount Washmore is ook deze keer weer bedwongen. Wat ben ik trots op mezelf dat dit klusje weer geklaard is. De was is zelfs opgevouwen en het ligt in de kast! Graag de eeuwige roem en dank vergezeld van helder, stralend licht en een gospelkoor. Dank u, dank u.

Geen gospelkoor op de LP afspelen graag, want die krassende plaat hoort er natuurlijk ook bij in als je daar, in dat donkere hoekje achter de wasmand, nog een verdwaalde sok vindt of twee van de drie kinderen spontaan gebukt gaan onder een fikse buikgriep.

maandag 23 oktober 2017

Even wachten

In een vorige Blog schreef ik al eens eerder dat het toch niet zo kon wezen dat ik vanwege mijn haast, mijn kind haar drang tot autonomie zou ontzeggen. Lees voor de letterlijke quote en de aanleiding voor die opmerking ‘Ik Kan Het Zelluf’.

Dat zette mij natuurlijk weer aan het denken over andere uitspraken die Peuter doet. In ons gezin heeft iedereen een functie waarvoor ze nooit hebben hoeven solliciteren. Kleuter onderhandelt graag en spreekt ons continue aan op ons gedrag. Hij is de Rechter. Peuter is een perfecte kopie van ons gedrag. Zij is de Spiegel. Baby heeft in haar korte leven ook al een prachtige functie bemachtigd: de Barometer. Ze geeft perfect weer wat de luchtdruk in huis is.

Mijn lieve jonge Blommetjes vervulden hun functie die doordeweekse dag ook weer met verve.

Ik sta te koken met Baby in de draagdoek op mijn rug. Peuter zit te puzzelen aan de eettafel en Kleuter bouwt een supersonische tunnel voor zijn vliegtuig. Ik blijf naar het fornuis gericht en vraag vriendelijk aan Peuter of ze haar puzzel wil opruimen, zodat we de tafel kunnen dekken. Peuter negeert me. Ik merk dat Kleuter zijn oren spitst en de situatie analyseert. Baby slaapt lekker door. Uiteraard verandert de situatie niet, want waarom zou je in één keer naar je moeder luisteren, ondanks de huisregel: we reageren direct op elkaar. Misschien dat ik in een latere blog nog terug kom op de geboorte van die regel trouwens.

Ik draai me om van het fornuis en vraag nogmaals aan Peuter of ze haar puzzel wil opruimen, zodat we de tafel kunnen dekken. Peuter staart nog strakker naar haar puzzel. Kleuter is inmiddels gestopt met spelen en houdt de situatie goed in de gaten. Baby verlegt haar hoofd van links naar rechts en zuigt fanatiek op haar speen.

Ik raak wat geïrriteerd. Baby opent één oog en mompelt wat. Kleuter zit inmiddels als een stokstaartje overeind om beter overzicht te hebben en als Peuter laserogen zou hebben, zou er nu een serieus gat in haar puzzel en in de tafel zijn ontstaan. Ik herhaal mijn vraag, duidelijk articulerend en Peuter aansprekend bij haar voornaam. Ze negeert me nog steeds, dus ik ga over op de laatste keer vragen: met voor- én achternaam. Baby is wakker en begint onrustig te hupsen.

Twee paar gitzwarte ogen schieten van de puzzel af en kijken me strak aan. Een zucht. ‘Even wachten zeg ik toch!’

Als moeder heb je dan een keuze. Mijn instinct en eveneens vurige karakter (dat hebben ze natuurlijk niet van een vreemde) willen met gestrekt been in de situatie springen. Ik vind van alles van haar blik, haar opmerking en het feit dat ze me tot drie keer toe compleet negeerde, om dan vervolgens ook nog eens te reageren of ik hier de dove kwartel ben en haar niet heb gehoord toen ze me vertelde dat ze haar puzzel af zou maken en ik even moest wachten. Ik hoef niet lang te wachten, want daar springt de Rechter al in het veld: ‘Hee! Jij hebt helemaal niet gezegd tegen mamma dat ze even moet wachten. Hoe kan je dan zeggen toch?’

Peuter is verrast door deze verrassende verbale overtuigingskracht en aangezien ze zelf verbaal iets minder ver is, maar wel beschikt over uitstekende non-verbale kwaliteiten en een indrukwekkend aantal decibellen, draait ze zich naar de andere kant van de stoel, maakt slaande bewegingen met haar armen en gilt ‘NOUHOUHOUUUU’.

Goed. Een nieuwe situatie om op te anticiperen, want het is duidelijk dat Kleuter gelijk heeft, alleen kan Peuter daar natuurlijk helemaal niets mee. Die wil gewoon haar puzzel afmaken en vindt het schandalig dat ik het alleen al durf te vragen om haar spel te onderbreken voor zoiets futiels als eten. Wat ze waarschijnlijk toch niet lust. Of niet wil, omdat haar broer het niet wil.

Eerst de aandacht even naar Kleuter. Ik stel hem gerust, benoem dat hij gelijk heeft en dat ik me verder wel kan redden met Peuter. Hij kan beter gaan spelen of beginnen met de tafel te dekken. Dat laatste is in zijn hoofd duidelijk een optie om een sprint te trekken naar de speelhoek.

Dan de aandacht naar Peuter. Inmiddels ken ik haar alweer bijna drie jaar en is mijn arsenaal aan Peuter-gereedschap flink uitgebreid. ‘Je hebt geen zin om te stoppen met puzzelen zeker?’ Peuter breekt direct: ‘Nee…’ ‘Nou, dan schuif je gewoon een stoel op en ga je daar verder puzzelen of je schuift hem even aan de kant en dan ga je na het eten nog even verder.’ Peuter is erg blij met deze handreiking, want nu kan ze zélf een beslissing maken. Ze schuift haar puzzel aan de kant en wil me helpen met het dekken van de tafel.


Baby is inmiddels weer in slaap gedommeld. Als er geen honger is, is mamma meer dan genoeg.

maandag 16 oktober 2017

Perfectie

Ik las eens een mooi boek waarin er onderzoek is gedaan naar de verschillende manieren van ouderschap over de gehele wereld. Met name de eerste levensjaren zijn daarbij breed onderzocht. Ontzettend herkenbaar en interessant was het om te lezen dat iedereen, of ze nu ouder zijn of niet, een idee heeft over hoe je kinderen hoort groot te brengen.

Daar begon het bij ons ook. We hadden al ideeën over het ouderschap voordat we überhaupt ouders waren. Ik weet niet of dat een drang was naar perfectie, maar het was in ieder geval wel de drang in het nastreven van een bepaald beeld wat er in je hoofd zit. Dat is er neergezet door cultuur en opvoeding.

Perfectionisme is vaak ook onlosmakelijk verbonden aan faalangst. Nou ben ik dat inmiddels ook wel te boven gekomen, maar daar had ik wel een paar zwangerschappen en bevallingen voor nodig. Als het gaat om ouderschap in ieder geval.

De onzekerheid om het verkeerd te doen – al vraag ik me nu af wat je in hemelsnaam verkeerd kan doen bij de verzorging van je baby – was bij de eerste zo nadrukkelijk aanwezig. Elke scheet, elk geluidje, elk huiltje. ‘Joh, wat bedoelt ‘ie nu?’ Je bent als ouder zo gewend om op je verstand te varen (ook dit is volgens mij cultuurgebonden) dat het ontzettend eng, moeilijk of onwennig is om ineens op je gevoel te moeten varen.

Nadat je jezelf door de babytijd hebt heen geworsteld, breekt de dreumestijd aan. Je dreumes ziet er op zijn of haar 1e verjaardag nog aardig perfect uit. Natuurlijk is hij wel eens van de bank gestuiterd. Of frontaal met het gezicht op de grindtegels bij opa en oma geklapt. Ook is er misschien een littekentje te ontdekken van een kaarsje, de oven of de verwarming, maar je was dat eerste jaar vooral ontzettend alert op dat je lieve, mooie, perfecte baby niets zou overkomen.

Een dreumes leert lopen. Dat gaat letterlijk met vallen en opstaan. Sommigen houden van klimmen. Dat gaat met nog meer vallen gepaard. Anderen houden van heel veel klimmen en inmiddels zit je zo vaak bij de huisarts of de huisartsenpost, dat je bang bent dat je een aantekening krijgt in het dossier van je kind vanwege het vermoeden van mishandeling.

Mijn dreumes ging voor het eerst naar het kinderdagverblijf met 14 maanden. Hij liep al een hele tijd. Toen we hem ophaalden aan het eind van de eerste dag leek hij wel een ork: hij was precies met de bovenkant van zijn neus, tussen zijn wenkbrauwen, op de vloer gevallen. De leidsters voelden zich natuurlijk hartstikke schuldig. Wij konden alleen maar beamen dat hij zich daar net zo gedroeg als thuis.

Dreumes werd een peuter. De dreumes had geregeld kleine wondjes en dat was al een beetje loslaten van het perfecte lijfje dat je na 9 maanden zwangerschap in je armen had. De peuter daarentegen verkent de wereld nog meer en bij een grotere wereld horen ook grotere ongelukjes.

De peuter stuiterde regelmatig op het asfalt als hij ging ‘crossen’ met zijn loopfiets. Dan hoorde ik weer een oorverdovende klap met aansluitend gegil, waarbij mijn buik zich omdraaide en mijn hart een slag oversloeg. De meest enge beelden schoten door mijn hoofd. Uiteindelijk had hij zijn teen gestoten… Fijn… Zo’n peuter met gevoel voor drama.

Peuter leek ook nog steeds niet te beseffen dat je echt moet ‘zitten met je billen!!’ op de kinderstoel. Vooral onze middelste is een echte berggeit. Die heeft volgens mij nooit gekropen, maar ging direct van zitten naar klimmen. De oudste kon trouwens ook eerder de trap op, dan dat hij kon lopen.

Hoe dan ook. Die Peuter. Die valt minimaal 2x per week van de kinderstoel. Ze klimt er zelf op, maar ze eet gewoon het liefst staand en vragen om iets dat op tafel ligt kan ook niet. Zoals het een goede peuter betaamd moet je dan met je kousenvoeten op het puntje van je stoel gaan staan, zo ver mogelijk reiken naar in dit geval de boter en vervolgens met je kin keihard op de tafel klappen terwijl je voeten wegschieten van je stoel…

Peuter werd een kleuter. De wereld van een kleuter is naast heel groot, ook heel intens. Mijn man en ik hebben beiden een sterk karakter en we maken ook kleine driftkopjes. Kleuter en ik hadden een keer een meningsverschil, misschien overigens wel aangestuurd door mijn zwangerschapshormonen, want ik was echt hartstikke zwanger van Baby. We waren boven. Kleuter werd echt nijdig en wilde naar beneden lopen. Hij had alleen niet door dat hij al bij de bovenste trede van de trap was aangekomen. Dat geluid! Jakkes… Ik weet inmiddels zeker dat ook mensen kunnen vliegen, want mijn man nam eenzelfde sprong van de trap. Je bedenkt in zo’n situatie dat je kind minstens zijn rug heeft gebroken. Die van ons niet hoor… Tand door de lip…

Kleuter leerde ook steeds sneller fietsen. ‘Kijk eens hoe hard ik kan, mamma!’ Mijn buik krimpt al ineen. ‘Ja, jongen, prachtig!’. Pappa en Kleuter hadden het idee om een wedstrijdje te doen. Dat eindigde op de huisartsenpost, omdat Kleuter (uiteraard) van zijn fiets was gevallen en het pootje van zijn bril in zijn hoofd had staan. Om mijn perfecte kleuter nog extra toe te takelen kreeg hij in de kraamweek de waterpokken.

Dit bovenstaande geldt overigens vooral bij een eerste kind. Inmiddels heb ik gemerkt dat de tweede al wat meer gehavend is en van de derde ben ik blij dat ik in elk geval heb kunnen voorkomen dat ze in het eerste half jaar al bijgevoed werd met zand, lego of pindakaas.

Dus ja. Je kan wel een perfect kind gemaakt hebben. Die perfectie moet je toch ergens een keer loslaten. In ieder geval is dat mijn wijze les geweest met die ondernemende kinderen van ons. De oudste was eigenlijk een heilige vergeleken met de middelste. De oudste at nooit iets wat niet werkelijk eetbaar was. De middelste exploreerde de wereld vooral en alleen met haar mond en zat dus als 13-maander op een kerststukje te knagen.


Zo blijft het dus schakelen per kind. Het cliché van ‘geen kind is gelijk’ is dus echt waar. Voor mij betekent dat ook direct dat elk kind perfect is op zijn of haar eigen(wijze) wijze.

maandag 9 oktober 2017

Etenstijd

Het is maandag. Het is een schooldag. Ik word om 05:30 uur gewekt door de jongste telg. Het is etenstijd en ze heeft wel zin in haar ochtendborrel. 05:30 uur is natuurlijk bizar vroeg in normale mensentaal, maar daar heeft de baby uiteraard geen boodschap aan. Honger is honger. Nadat de buik weer vol is, draait ze zich nog eens lekker om en snurkt lekker verder. Dat vind ik een goed plan. Nog even een half uurtje pakken. Ik druk het nachtlampje uit

‘Zzzzzzzzz’…

Aangezien mijn lieve, prachtige, smetteloze baby er inmiddels minder smetteloos uit ziet alsof ze voor de tweede keer de waterpokken heeft - de eerste keer had ze deze namelijk in de kraamweek... good old Murphey – zit ik rechtop in bed en draait mijn oerinstinct volle toeren. Adrenaline. Wáár is die mug? Ik zál haar! Bescherm de kroost! Natuurlijk kan ik het ding nergens vinden en weet ik dat ze zal toeslaan voor haar ochtendborrel wanneer ik het nachtlampje uitknip. Dus ik blijf, nog steeds super alert, overeind zitten met het nachtlampje aan.

Na 5 minuten klaar voor actie te hebben gezeten, maar met uitblijvend resultaat, heb ik er wel genoeg van. 05:45 uur… Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Vooral de ‘nu kan ik even lekker in alle rust een kop thee drinken’ blijkt de doorslag te geven om het warme bed te verlaten.

Beneden is het heerlijk rustig. Ik geniet ervan dat ik het ontbijt kan maken terwijl ik een kopje hete (joepie!) thee wegslurp én de trommeltjes voor school al kan vullen, zonder dat peuter met een ochtendhumeur aan mijn been hangt te krijsen alsof het leven vandaag 100 kilo weegt en kleuter nauwkeurig opneemt wat er in de trommeltjes gaat, mét commentaar: ‘lust ik wel, lust ik niet’.

Het ontbijt staat klaar wanneer de kinderen beneden komen. Peuter is enthousiast: ‘Mij lekker! Pannenkoeken!’ De oudste gooit direct de kont tegen de krib en besluit in zijn ondergoed staking te houden. Na een subtiele poging tot overhalen: ‘Pak jij even de rozijnen?’ lukt het zowaar om de kinders aangekleed en wel enthousiast aan de ontbijttafel te krijgen.

‘Eet smakelijk allemaal.’

In nog geen 5 seconden is het raak. Deze keer is het peuter: ‘Bah! Mij vies!’ Ik krijg een blik op me geworpen waaruit blijkt dat ik het nooit en te nimmer in mijn hoofd had mogen halen om haar dit als ontbijt voor te schotelen.
Ondertussen krijgt de oudste bijna een paniekaanval: ‘Mamma! Mamma! Mamma! De rozijntjes willen niet op mijn pannenkoek blijven liggen. Ik WIL het!! Het lukt niet!!’

De slag is gestreden en gewonnen. De ontbijttafel is een slagveld, mede door de talloze pogingen van de oudste om de rozijnen ín de pannenkoeken te duwen en door de Rapley van de jongste. Hoe dan ook kunnen alle kinderen de dag vol frisse moed beginnen met hun buikjes gevuld. Triomf!

Dan is het lunchtijd. De middelste is weer thuis van school en doodmoe van alle indrukken. Man komt binnen en is doodmoe van het werken buiten in de regen. Ze willen maar één ding: eten! Nou was het zo dat baby ook precies op het moment dat ik de lunch wilde gaan voorbereiden om haar lunchborrel vroeg. Honger is honger. Aan wachten heeft de baby geen boodschap.

Ik heb nog niets kunnen voorbereiden. Helaas zit het dan ook nog eens in de genen dat we bloedchagrijnig worden als we honger hebben. Ik heb dus een norse man, een peuter die maar op de grond is gaan liggen ‘mij eten, mij honger, mij eten, mij honger’ x 20 en een tevreden brabbelende baby, omdat ze zo blij is met haar volle buik. Imagine the picture.

De lunch staat inmiddels op tafel. Peuter heeft haar portie al gehad voordat ze überhaupt iets heeft aangeraakt: ‘Mij wil dit niet, mij wil dieee!’ Ze wijst naar een boterham met kaas die identiek is aan het exemplaar op haar bord. Ze tilt het bord op en reikt het mijn man aan. Man durft te zeggen: ‘Ze zijn beiden hetzelfde. Eet maar lekker op.’ Je ziet de blik van peuter veranderen. Haar donkerbruine ogen kleuren bijna zwart. Ze haalt adem: ‘NEE MIJ DEZE NIET PAPPA, MIJ DIEEE!!!’ Alsof we haar niet begrepen hebben en we onze hoortoestellen hadden uitgedraaid. We proberen het nog een keer uit te leggen en geven het dan maar op. Wij hebben ook honger en het is de strijd nu niet waard. De boterham wordt gewisseld, peuter is uiterst content met de uitslag van deze veldslag en we hebben weer pais en vree.

De laatste veldslag van vandaag is het avondeten. Het is 16:30 uur en als ervaren moeder weet ik inmiddels dat alle kinderen universeel hebben afgesproken dat ze zo tussen 16:30 uur en het moment dat er (eindelijk) eten op tafel staat een soort recalcitrant uurtje hebben. Moe, honger, prikkels. Je zal het maar allemaal moeten meemaken en dan nog op je moeder moeten wachten die het eten moet koken. Ik geef het ze te doen.

Ik slinger de baby op mijn rug en begin aan het avondeten. Meestal helpt de oudste mee. Dat gaat ook vandaag weer prima. De middelste hangt de tiran uit. Het ene moment probeert ze haar broer zorgvuldig van het keukentrapje te stoten en het andere moment probeert ze hem te verleiden tot een spel, waardoor hij het keukentrapje verlaat en zij er snel op kan klimmen. Een aanbieding om aan de andere zijde te helpen is natuurlijk be-la-che-lijk. Hoe durf ik! ‘Mij wil niet die! Mij wil daar!’

Tijdens het koken krijgen de kinderen als vogeltjes in een nestje tussendoor wat in de open, vragende mondjes gestopt. Hartstikke leuk, zo samen het eten bereiden en tussendoor wat proeven. De oudste vermaakt zich prima en de middelste is inmiddels op haar rug op de keukenvloer gaan liggen om een snow angel te maken, zonder de sneeuw dan.

‘Wie wil de tafel even dekken?’

De oudste breekt nog net z’n nek niet terwijl hij al ‘ik’-schreeuwend van het keukentrapje stapt. Door de reactie van de oudste heeft de middelste het idee dat ze een waanzinnig spannend evenement mist, waarop zij alvast begint te roepen ‘mij ook! Mij ook!’ Ze springt overeind, werpt zich op haar broer en hij duwt haar verontwaardigd van zich af. Peuter zet het op een gillen en de oudste is dit inmiddels zo gewend dat hij rustig verder gaat met het verzamelen van borden en bestek.

De tafel is gedekt. Er zijn geen gewonden gevallen, peuter is weer helemaal zen en we kunnen eten. Waar het eten bereiden en het tussendoor happen fantastisch was, blijkt het eten zelf toch wat minder interessant.
De oudste prikt met zijn vork in de puree. Zijn gezicht betrekt: ‘Wat is dat? Ik zie wat groens. Ik lust geen groen.’
De middelste aanschouwt haar broer en heeft weer het idee dat dit dé manier is om door het leven te gaan. Waar ze eerst nog heerlijk zat te smullen, gooit ze haar mes en vork van zich af, trekt een pruillip en roept: ‘Mij lust dit niet!’
De jongste ontdekt heerlijk de textuur van puree. Het fungeert duidelijk ook als maskertje, haargel, shampoo en wasmiddel. Fantastisch spul! Ze kraait er zielsgelukkig bij.
De oudste kijkt nog eens naar de jongste: ‘Lust zij dit wel?’ Daaruit trekt hij de conclusie dat het proeven toch misschien wel de moeite waard is en dat het veilig is om tot je te nemen. Baby zit er namelijk ook nog springlevend bij. Zodra hij een hapje neemt, heeft de middelste haar vork ook weer ter hand genomen en ze smikkelt verder daar waar ze vijf minuten geleden gestopt was, omdat ze het 'echt vies' vond.


We zijn klaar met eten. Alles is afgeruimd en opgeruimd. Peuter stort zich ter aarde: ‘Mij zooo honger... Mij eten!’

maandag 2 oktober 2017

De baby

Ik zit achter de laptop. Baby van inmiddels alweer bijna een half jaar oud hangt onder mijn neus in de draagdoek. Terwijl ze daar zo hangt en heerlijk ligt te slapen, verspreidt ze met dat heerlijk ruikende bolletje golven en golven hormonen. Vooral oxytocine. Dat is mijn lievelingshormoon trouwens, omdat ik daar, zelfs op de dagen dat het écht niet wil, toch ontzettend rustig van raak. Wist je dat ik, wanneer ik in een mopperbui ben door ons andere loslopende wild, bewust even een flinke snuif neem aan het hoofd van Baby? Een ware guilty pleasure. Daar kan geen chocolade tegenop.

Baby staat garant voor creativiteit. Dag in dag uit. Het is een strijd tussen onze biologie, waarin die Baby gewoon 24/7 aan mamma vast hoort (in elk geval het eerste jaar) en tussen de westerse samenleving waarin ik al direct heel veel moet zonder Baby. Ik wil trouwens als gevolg van mijn cultuur ook direct weer van alles. Baby denkt daar vaak anders over en remt me af.

Met de grootst mogelijke voorzichtigheid leg ik Baby van mijn arm in de box. Ik zit ondertussen namelijk al een eeuwigheid met haar op de bank en hoe lekker en verslavend die oxytocine van haar hoofdje ook is: ik wil gewoon even bewegen! Het voordeel van de bevalling is namelijk dat je daarna van die buik verlost bent en je ook langzaam weer je lijf wat meer voor jezelf hebt. Of zoiets…
Het opstaan van de bank is succesvol. Ik voel me gespannen, maar ik voel ook de triomf. Ik verplaats mezelf richting de box. Ze blijft slapen. De triomf wordt groter. Ik leg haar neer. Geen geluid. Ik bevries, want stel je voor dat ik haar wakker maak. Ik trek mijn handen voorzichtig terug...
ALARM ALARM ALARM! Baby richt haar hoofd op en laat héél duidelijk weten dat ze het ten eerste onbeschoft vindt dat ik haar alleen leg. Hoe durf ik! Ten tweede is ze ook hoogst verontwaardigd dat ik haar wek uit haar heerlijke slaapje. Ik pak haar dus weer op. Zo plotseling als mijn trommelvliezen gepijnigd werden, zo plotseling hebben ze ook weer rust.
Als het trouwens wel is gelukt om Baby weg te leggen is er altijd wel een externe factor waardoor je nog geen 2 seconden van je triomf kan genieten. De telefoon, de deurbel, een enthousiaste bezoeker, het geblaf van de hond, een onverwachte nies, enzovoorts.

Op pad gaan met Baby is ook zoiets. Baby moet naar het CB. Waar je eerst gewoon in 10 minuten buiten stond is er nu altijd wel een door Baby zorgvuldig geplande interventie. Schone kleren aan is een garantie voor een grensoverschrijdende poepluier. Als die uitblijft hebben we ook nog het ‘mondje’ terug. Soms vraag ik me wel eens af wiens ‘mondje’ voor die opmerking is gebruikt, want ik geloof echt niet dat zo’n hoeveelheid in één ‘mondje’ past. Is dat allemaal achterwegen gebleven, dan kan Baby ook besluiten dat ze nú honger heeft. Met een hongerige Baby is er hier geen beginnen aan. Die is niet te foppen of te stillen op een andere manier dan met mijn borst. Overigens geeft ze de voorkeur aan puur natuur. Toen we wilden oefenen met een flesje keek ze ons net zo verontwaardigd aan als wanneer ik mijn man een bord vuilnis voor zou zetten. Een flelsweigeraar. Die hadden we nog niet in het assortiment.

Ik wilde ook wel weer werken. Daar heeft Baby geen boodschap aan. Het enige dat Baby wil is mamma. Nu, direct en zonder twijfel. Precies op het moment dat ik wat wil gaan doen voor mijn werk. Precies op het moment dat de oudste twee klaar staan om te vertrekken naar school. Of precies op het moment dat ik juist met diezelfde oudsten bezig ben, omdat ze buiten willen spelen, willen knutselen, een kopje thee willen of eigenlijk gewoon óók die fijne aandacht van mamma willen. Baby wilde überhaupt geen maxicosi, die we notabene alleen braaf in de auto gebruiken. Baby vindt zo’n stoel belachelijk. De oplossing bleek live vermaak: Baby zit in het midden en kan kijken naar broer en zus.

Wat Baby wil, dat moet ook direct moet gebeuren. De oudste was pittig, maar af en toe nog wel te foppen. De middelste was snel afgeleid. Die jongste… Die begint gewoon al te roepen zodra ze de stem van mijn man hoort. Komt pappa niet snel genoeg een kus brengen dan gaat het roepen over in een hoog gilletje. Komt hij dan nog niet (omdat vaders ook een soort uitknop hebben voor de stemmen van hun kinderen) dan laat Baby dat luid en duidelijk horen, totdat pappa het ook hoort (of mamma geïrriteerd roept dat pappa op moet schieten).

Het is wel grappig hoe mijn kinderen allemaal dezelfde ouders hebben en allemaal toch een totaal verschillend karakter. Bij de oudste zeiden een vriendin en ik tegen elkaar toen we in verwachting waren van de tweede: ‘Dat kan nóóit erger.’ Eh hè… Dat is gebleken. Die tweede is minstens zo temperamentvol. Waar de tweede hier tot aan anderhalf jaar echt ontzettend gemakkelijk was en dat daarna ruimschoots compenseerde, blijkt Baby in ieder geval al het eerste half jaar totaal anders aan te pakken.

Het is een heerlijk kind, die Baby. Ze maakt me bewust van alle kleine dingetjes waar ik door mijn werk als draagconsulent ontzettend veel over geleerd en gelezen heb. Dat was theorie en nu krijg ik door Baby ook de praktische onderbouwing. Dat maakt ook dat ik steeds minder snap van wat we als moeder allemaal al moéten terwijl Baby wil dat we aan haar hoofd ruiken. Ik werk voor mezelf, dus ik kan het zelf plannen en ik hang Baby tijdens het werk gewoon onder mijn neus in de draagdoek. Wat leef ik mee met al die moeders die deze vrijheid niet hebben.


Elke moeder verdient het recht om zo lang aan het hoofd van haar Baby te ruiken als ze wil. In ieder geval het eerste jaar.