Ik ben moe. Hartstikke moe. Moe van het altijd en eeuwig durende huishouden draaiende houden. Ik heb besloten dat ik vakantie neem. Als thuiswerkende moeder met drie jonge Blommetjes onder haar vleugels, twee bedrijven onder haar staart en een thuiswerkende man in haar kielzog is dat best een uitdaging. Laat ik maar gerust stellen dat het eigenlijk gewoon onmogelijk is. Voordat we hier op de boerderij kwamen wonen had ik me nooit kunnen inbeelden dat er zich op één plek zoveel zand, stof en spinnenwebben konden verzamelen in zo'n korte tijd.
Waar ik me normaal gesproken een slag in de rondte werk om alle dingen rondom Huize Blom draaiende te houden, doe ik het nu even rustig aan. Ik focus me op al het noodzakelijke, zoals het eten koken en doe daarnaast gezellig allerlei spelletjes en activiteiten met de kinderen. ‘Dat huishouden komt later wel’, ‘Laat de boel de boel’, ‘Geniet van je kinderen’. Elke thuiswerkende moeder zal deze zinnen op haar duimpje kunnen reproduceren. Dus, ik doe eens gek.
Aan die opmerkingen ‘Dat huishouden komt later wel’, ‘Laat de boel de boel’, ‘Geniet van je kinderen’ ligt – natuurlijk – ook gewoon weer iets ten grondslag. Ik heb er even over zitten mijmeren terwijl ik door de ramen naar buiten probeerde te kijken, maar ik kan me niet anders voorstellen, dan dat diegenen die me dat toch telkens weer herhalen zelf iets van een knagend stemmetje hebben over of ze dat ‘vroeger nou niet anders hadden kunnen aanpakken’. Spijt? Of nu het besef hoe waardevol die kinderjaren zijn.
Ik neem me bij dezen voor om intens te genieten van mijn kinderen en dus ont-zet-tend veel met ze samen te doen. Laat de boel de boel!
Niet snel na mijn besluit ontstaat er al een spagaat. De spagaat is nog te doen. Licht ongemakkelijk. Ik voel dat er nog best wat rek in zit. Ik zie dat de keuken ontploft is na het koken. Tijdens het koken was Baby ongeduldig en direct na het eten wilde Baby de borst en wilde Peuter 'NU!!' naar bed. Ik heb nog geen tijd gehad om het op te ruimen. Kleuter vraagt om een spelletje. Oh ja. Goed voornemen. Laat ik dat maar doen dan.
Het is theetijd. Man komt binnen gestormd met zand en gemaaid gras aan zijn sokken en is uiteraard dorstig van het harde werk. Hij kan niet zo goed tegen rommel. Rommel maakt zijn chaotische aanleg nog chaotischer en vaak is de wijsheid van mijn eigen moeder ‘vuil trekt vuil aan’ in dezen echt 100% waar. Ik zie en voel direct een lichte paniek ontstaan bij Man zodra hij de keuken ziet. Een subtiele kortsluiting.
We redden ons ook over deze heuvel heen en dan is het toch echt tijd om de keuken aan kant te maken, want anders heb ik straks geen ruimte om eten te koken. De nood om te eten ontstaat hier altijd zo plotseling dat ik me maar beter een beetje voorbereid. Peuter ligt nog heerlijk op één oor. Baby hangt lekker op mijn rug. Kleuter staat te popelen om te helpen met afwassen. Prima! We verenigen het nuttige met het aangename. Wat wil een mens nog meer?
Zo gaat het nog een paar dagen door. Vanuit mijn ooghoek zie ik de stapel was groeien tot een aardige drempel, maar hee: vier wassen op een dag draaien is toch echt wel te hard werken, dus we doen er nu twee. De spagaat waarin ik me al enkele dagen begeef begint wat onprettig te voelen en ik probeer me in een andere bocht te wringen om wat extra rek in een oncomfortabele situatie te creëren.
Een dag later is het zover: ‘Weet jij misschien of ik nog een schone onderbroek heb?’, ‘Waar zijn de sokken van Kleuter?’, ‘Ik kan het hemd van Peuter niet vinden!’, ‘Oh ja, oeps… Ik heb volgens mij geen werksokken meer, dus ik heb mijn nette sokken maar aan gedaan.’, ‘Peuter heeft in bed geplast. Zijn er nog schone lakens?’, 'Waar is die ene fijne trui eigenlijk gebleven?'
De spagaat waarin ik verkeer doet plotseling hevig pijn. Alle rek die er zat is als een donderslag bij heldere hemel verdwenen. Dit gaat gewoon echt niet meer. De wasmachine mag nooit en te nimmer stuk of met vakantie en diegene die het wasgoed er in doet mag ook nooit verslappen. In de bijkeuken, waar we onze was normaal gesproken keurig gesorteerd in wasmanden verzamelen, is een serieuze berg ontstaan. Met het beddengoed van Peuter erbij weet ik niet of ik deze berg ooit nog kan bedwingen.
Mensen van wie er een gezinslid ook werk heeft dat extra was produceert kunnen niet anders dan herkennen dat de was met stipt op één staat van de prioriteiten in het huishouden. Het gedraai van de wasmachine klinkt als een melodisch, geruststellend gerommel op de achtergrond, omdat het zo fijn is dat het ding draait zonder dat je er zelf wat voor hoeft te doen. Als het ding stil staat is er een soort alertheid als wanneer je kinderen ineens te stil in een hoekje van de woonkamer zitten te spelen.
Mijn vakantie is voorbij. Het is tijd om Mount Washmore te bedwingen. Het kost me vijf dagen.
Die luttele minuten - wat zeg ik? secónden! - dat de was bij is. Heerlijk. Ultiem genot. Mount Washmore is ook deze keer weer bedwongen. Wat ben ik trots op mezelf dat dit klusje weer geklaard is. De was is zelfs opgevouwen en het ligt in de kast! Graag de eeuwige roem en dank vergezeld van helder, stralend licht en een gospelkoor. Dank u, dank u.
Geen gospelkoor op de LP afspelen graag, want die krassende plaat hoort er natuurlijk ook bij in als je daar, in dat donkere hoekje achter de wasmand, nog een verdwaalde sok vindt of twee van de drie kinderen spontaan gebukt gaan onder een fikse buikgriep.
Ik ben Trees, moeder van drie jonge kinderen (2013, 2014 en 2017). Ik schrijf met veel plezier over mijn ervaringen in het ouderschap van deze drie jonge Blommen. Dat gaat over onze menselijke biologie, onze westerse cultuur en over taboes of unieke situaties, die eigenlijk iedereen beleefd.
maandag 30 oktober 2017
maandag 23 oktober 2017
Even wachten
In een vorige Blog schreef ik al eens eerder dat het toch
niet zo kon wezen dat ik vanwege mijn haast, mijn kind haar drang tot autonomie
zou ontzeggen. Lees voor de letterlijke quote en de aanleiding voor die
opmerking ‘Ik Kan Het Zelluf’.
Dat zette mij natuurlijk weer aan het denken over andere
uitspraken die Peuter doet. In ons gezin heeft iedereen een functie waarvoor ze
nooit hebben hoeven solliciteren. Kleuter onderhandelt graag en spreekt ons
continue aan op ons gedrag. Hij is de Rechter. Peuter is een perfecte kopie van
ons gedrag. Zij is de Spiegel. Baby heeft in haar korte leven ook al een
prachtige functie bemachtigd: de Barometer. Ze geeft perfect weer wat de
luchtdruk in huis is.
Mijn lieve jonge Blommetjes vervulden hun functie die
doordeweekse dag ook weer met verve.
Ik sta te koken met Baby in de draagdoek op mijn rug. Peuter
zit te puzzelen aan de eettafel en Kleuter bouwt een supersonische tunnel voor
zijn vliegtuig. Ik blijf naar het fornuis gericht en vraag vriendelijk aan
Peuter of ze haar puzzel wil opruimen, zodat we de tafel kunnen dekken. Peuter
negeert me. Ik merk dat Kleuter zijn oren spitst en de situatie analyseert.
Baby slaapt lekker door. Uiteraard verandert de situatie niet, want waarom zou
je in één keer naar je moeder luisteren, ondanks de huisregel: we reageren
direct op elkaar. Misschien dat ik in een latere blog nog terug kom op de
geboorte van die regel trouwens.
Ik draai me om van het fornuis en vraag nogmaals aan Peuter
of ze haar puzzel wil opruimen, zodat we de tafel kunnen dekken. Peuter staart
nog strakker naar haar puzzel. Kleuter is inmiddels gestopt met spelen en houdt
de situatie goed in de gaten. Baby verlegt haar hoofd van links naar rechts en
zuigt fanatiek op haar speen.
Ik raak wat geïrriteerd. Baby opent één oog en mompelt wat.
Kleuter zit inmiddels als een stokstaartje overeind om beter overzicht te
hebben en als Peuter laserogen zou hebben, zou er nu een serieus gat in haar
puzzel en in de tafel zijn ontstaan. Ik herhaal mijn vraag, duidelijk articulerend
en Peuter aansprekend bij haar voornaam. Ze negeert me nog steeds, dus ik ga
over op de laatste keer vragen: met voor- én achternaam. Baby is wakker en
begint onrustig te hupsen.
Twee paar gitzwarte ogen schieten van de puzzel af en kijken
me strak aan. Een zucht. ‘Even wachten zeg ik toch!’
Als moeder heb je dan een keuze. Mijn instinct en eveneens
vurige karakter (dat hebben ze natuurlijk niet van een vreemde) willen met
gestrekt been in de situatie springen. Ik vind van alles van haar blik, haar opmerking
en het feit dat ze me tot drie keer toe compleet negeerde, om dan vervolgens
ook nog eens te reageren of ik hier de dove kwartel ben en haar niet heb
gehoord toen ze me vertelde dat ze haar puzzel af zou maken en ik even moest
wachten. Ik hoef niet lang te wachten, want daar springt de Rechter al in het
veld: ‘Hee! Jij hebt helemaal niet gezegd tegen mamma dat ze even moet wachten.
Hoe kan je dan zeggen toch?’
Peuter is verrast door deze verrassende verbale
overtuigingskracht en aangezien ze zelf verbaal iets minder ver is, maar wel
beschikt over uitstekende non-verbale kwaliteiten en een indrukwekkend aantal
decibellen, draait ze zich naar de andere kant van de stoel, maakt slaande
bewegingen met haar armen en gilt ‘NOUHOUHOUUUU’.
Goed. Een nieuwe situatie om op te anticiperen, want het is
duidelijk dat Kleuter gelijk heeft, alleen kan Peuter daar natuurlijk helemaal
niets mee. Die wil gewoon haar puzzel afmaken en vindt het schandalig dat ik
het alleen al durf te vragen om haar spel te onderbreken voor zoiets futiels
als eten. Wat ze waarschijnlijk toch niet lust. Of niet wil, omdat haar broer
het niet wil.
Eerst de aandacht even naar Kleuter. Ik stel hem gerust,
benoem dat hij gelijk heeft en dat ik me verder wel kan redden met Peuter. Hij
kan beter gaan spelen of beginnen met de tafel te dekken. Dat laatste is in
zijn hoofd duidelijk een optie om een sprint te trekken naar de speelhoek.
Dan de aandacht naar Peuter. Inmiddels ken ik haar alweer
bijna drie jaar en is mijn arsenaal aan Peuter-gereedschap flink uitgebreid.
‘Je hebt geen zin om te stoppen met puzzelen zeker?’ Peuter breekt direct:
‘Nee…’ ‘Nou, dan schuif je gewoon een stoel op en ga je daar verder puzzelen of
je schuift hem even aan de kant en dan ga je na het eten nog even verder.’ Peuter
is erg blij met deze handreiking, want nu kan ze zélf een beslissing maken. Ze
schuift haar puzzel aan de kant en wil me helpen met het dekken van de tafel.
Baby is inmiddels weer in slaap gedommeld. Als er geen
honger is, is mamma meer dan genoeg.
maandag 16 oktober 2017
Perfectie
Ik las eens een mooi boek waarin er onderzoek is gedaan naar
de verschillende manieren van ouderschap over de gehele wereld. Met name de eerste
levensjaren zijn daarbij breed onderzocht. Ontzettend herkenbaar en interessant
was het om te lezen dat iedereen, of ze nu ouder zijn of niet, een idee heeft
over hoe je kinderen hoort groot te brengen.
Daar begon het bij ons ook. We hadden al ideeën over het
ouderschap voordat we überhaupt ouders waren. Ik weet niet of dat een drang was
naar perfectie, maar het was in ieder geval wel de drang in het nastreven van
een bepaald beeld wat er in je hoofd zit. Dat is er neergezet door cultuur en
opvoeding.
Perfectionisme is vaak ook onlosmakelijk verbonden aan
faalangst. Nou ben ik dat inmiddels ook wel te boven gekomen, maar daar had ik
wel een paar zwangerschappen en bevallingen voor nodig. Als het gaat om
ouderschap in ieder geval.
De onzekerheid om het verkeerd te doen – al vraag ik me nu af
wat je in hemelsnaam verkeerd kan doen bij de verzorging van je baby – was bij
de eerste zo nadrukkelijk aanwezig. Elke scheet, elk geluidje, elk huiltje. ‘Joh,
wat bedoelt ‘ie nu?’ Je bent als ouder zo gewend om op je verstand te varen
(ook dit is volgens mij cultuurgebonden) dat het ontzettend eng, moeilijk of
onwennig is om ineens op je gevoel te moeten varen.
Nadat je jezelf door de babytijd hebt heen geworsteld,
breekt de dreumestijd aan. Je dreumes ziet er op zijn of haar 1e
verjaardag nog aardig perfect uit. Natuurlijk is hij wel eens van de bank
gestuiterd. Of frontaal met het gezicht op de grindtegels bij opa en oma
geklapt. Ook is er misschien een littekentje te ontdekken van een kaarsje, de
oven of de verwarming, maar je was dat eerste jaar vooral ontzettend alert op
dat je lieve, mooie, perfecte baby niets zou overkomen.
Een dreumes leert lopen. Dat gaat letterlijk met vallen en
opstaan. Sommigen houden van klimmen. Dat gaat met nog meer vallen gepaard.
Anderen houden van heel veel klimmen en inmiddels zit je zo vaak bij de huisarts
of de huisartsenpost, dat je bang bent dat je een aantekening krijgt in het
dossier van je kind vanwege het vermoeden van mishandeling.
Mijn dreumes ging voor het eerst naar het kinderdagverblijf
met 14 maanden. Hij liep al een hele tijd. Toen we hem ophaalden aan het eind
van de eerste dag leek hij wel een ork: hij was precies met de bovenkant van
zijn neus, tussen zijn wenkbrauwen, op de vloer gevallen. De leidsters voelden
zich natuurlijk hartstikke schuldig. Wij konden alleen maar beamen dat hij zich
daar net zo gedroeg als thuis.
Dreumes werd een peuter. De dreumes had geregeld kleine
wondjes en dat was al een beetje loslaten van het perfecte lijfje dat je na 9
maanden zwangerschap in je armen had. De peuter daarentegen verkent de wereld
nog meer en bij een grotere wereld horen ook grotere ongelukjes.
De peuter stuiterde regelmatig op het asfalt als hij ging
‘crossen’ met zijn loopfiets. Dan hoorde ik weer een oorverdovende klap met
aansluitend gegil, waarbij mijn buik zich omdraaide en mijn hart een slag
oversloeg. De meest enge beelden schoten door mijn hoofd. Uiteindelijk had hij
zijn teen gestoten… Fijn… Zo’n peuter met gevoel voor drama.
Peuter leek ook nog steeds niet te beseffen dat je echt moet
‘zitten met je billen!!’ op de kinderstoel. Vooral onze middelste is een echte
berggeit. Die heeft volgens mij nooit gekropen, maar ging direct van zitten
naar klimmen. De oudste kon trouwens ook eerder de trap op, dan dat hij kon
lopen.
Hoe dan ook. Die Peuter. Die valt minimaal 2x per week van
de kinderstoel. Ze klimt er zelf op, maar ze eet gewoon het liefst staand en
vragen om iets dat op tafel ligt kan ook niet. Zoals het een goede peuter
betaamd moet je dan met je kousenvoeten op het puntje van je stoel gaan staan,
zo ver mogelijk reiken naar in dit geval de boter en vervolgens met je kin
keihard op de tafel klappen terwijl je voeten wegschieten van je stoel…
Peuter werd een kleuter. De wereld van een kleuter is naast
heel groot, ook heel intens. Mijn man en ik hebben beiden een sterk karakter en
we maken ook kleine driftkopjes. Kleuter en ik hadden een keer een
meningsverschil, misschien overigens wel aangestuurd door mijn
zwangerschapshormonen, want ik was echt hartstikke zwanger van Baby. We waren
boven. Kleuter werd echt nijdig en wilde naar beneden lopen. Hij had alleen
niet door dat hij al bij de bovenste trede van de trap was aangekomen. Dat
geluid! Jakkes… Ik weet inmiddels zeker dat ook mensen kunnen vliegen, want
mijn man nam eenzelfde sprong van de trap. Je bedenkt in zo’n situatie dat je
kind minstens zijn rug heeft gebroken. Die van ons niet hoor… Tand door de lip…
Kleuter leerde ook steeds sneller fietsen. ‘Kijk eens hoe
hard ik kan, mamma!’ Mijn buik krimpt al ineen. ‘Ja, jongen, prachtig!’. Pappa
en Kleuter hadden het idee om een wedstrijdje te doen. Dat eindigde op de
huisartsenpost, omdat Kleuter (uiteraard) van zijn fiets was gevallen en het
pootje van zijn bril in zijn hoofd had staan. Om mijn perfecte kleuter nog
extra toe te takelen kreeg hij in de kraamweek de waterpokken.
Dit bovenstaande geldt overigens vooral bij een eerste kind.
Inmiddels heb ik gemerkt dat de tweede al wat meer gehavend is en van de derde
ben ik blij dat ik in elk geval heb kunnen voorkomen dat ze in het eerste half
jaar al bijgevoed werd met zand, lego of pindakaas.
Dus ja. Je kan wel een perfect kind gemaakt hebben. Die
perfectie moet je toch ergens een keer loslaten. In ieder geval is dat mijn
wijze les geweest met die ondernemende kinderen van ons. De oudste was
eigenlijk een heilige vergeleken met de middelste. De oudste at nooit iets wat
niet werkelijk eetbaar was. De middelste exploreerde de wereld vooral en alleen
met haar mond en zat dus als 13-maander op een kerststukje te knagen.
Zo blijft het dus schakelen per kind. Het cliché van ‘geen
kind is gelijk’ is dus echt waar. Voor mij betekent dat ook direct dat elk kind
perfect is op zijn of haar eigen(wijze) wijze.
maandag 9 oktober 2017
Etenstijd
Het is maandag. Het
is een schooldag. Ik word om 05:30 uur gewekt door de jongste telg. Het is
etenstijd en ze heeft wel zin in haar ochtendborrel. 05:30 uur is natuurlijk
bizar vroeg in normale mensentaal, maar daar heeft de baby uiteraard geen
boodschap aan. Honger is honger. Nadat de buik weer vol is, draait ze zich nog
eens lekker om en snurkt lekker verder. Dat vind ik een goed plan. Nog even een
half uurtje pakken. Ik druk het nachtlampje uit
‘Zzzzzzzzz’…
Aangezien mijn
lieve, prachtige, smetteloze baby er inmiddels minder smetteloos uit ziet alsof
ze voor de tweede keer de waterpokken heeft - de eerste keer had ze deze
namelijk in de kraamweek... good old Murphey – zit ik rechtop in bed en draait
mijn oerinstinct volle toeren. Adrenaline. Wáár is die mug? Ik zál haar!
Bescherm de kroost! Natuurlijk kan ik het ding nergens vinden en weet ik dat ze
zal toeslaan voor haar ochtendborrel wanneer ik het nachtlampje uitknip. Dus ik
blijf, nog steeds super alert, overeind zitten met het nachtlampje aan.
Na 5 minuten klaar
voor actie te hebben gezeten, maar met uitblijvend resultaat, heb ik er wel
genoeg van. 05:45 uur… Allerlei gedachten schieten door mijn hoofd. Vooral de
‘nu kan ik even lekker in alle rust een kop thee drinken’ blijkt de doorslag te
geven om het warme bed te verlaten.
Beneden is het
heerlijk rustig. Ik geniet ervan dat ik het ontbijt kan maken terwijl ik een
kopje hete (joepie!) thee wegslurp én de trommeltjes voor school al kan vullen,
zonder dat peuter met een ochtendhumeur aan mijn been hangt te krijsen alsof
het leven vandaag 100 kilo weegt en kleuter nauwkeurig opneemt wat er in de
trommeltjes gaat, mét commentaar: ‘lust ik wel, lust ik niet’.
Het ontbijt staat
klaar wanneer de kinderen beneden komen. Peuter is enthousiast: ‘Mij lekker!
Pannenkoeken!’ De oudste gooit direct de kont tegen de krib en besluit in zijn
ondergoed staking te houden. Na een subtiele poging tot overhalen: ‘Pak jij
even de rozijnen?’ lukt het zowaar om de kinders aangekleed en wel enthousiast
aan de ontbijttafel te krijgen.
‘Eet smakelijk
allemaal.’
In nog geen 5
seconden is het raak. Deze keer is het peuter: ‘Bah! Mij vies!’ Ik krijg een
blik op me geworpen waaruit blijkt dat ik het nooit en te nimmer in mijn hoofd
had mogen halen om haar dit als ontbijt voor te schotelen.
Ondertussen krijgt
de oudste bijna een paniekaanval: ‘Mamma! Mamma! Mamma! De rozijntjes willen
niet op mijn pannenkoek blijven liggen. Ik WIL het!! Het lukt niet!!’
De slag is
gestreden en gewonnen. De ontbijttafel is een slagveld, mede door de talloze
pogingen van de oudste om de rozijnen ín de pannenkoeken te duwen en door de
Rapley van de jongste. Hoe dan ook kunnen alle kinderen de dag vol frisse moed
beginnen met hun buikjes gevuld. Triomf!
Dan is het
lunchtijd. De middelste is weer thuis van school en doodmoe van alle indrukken.
Man komt binnen en is doodmoe van het werken buiten in de regen. Ze willen maar
één ding: eten! Nou was het zo dat baby ook precies op het moment dat ik de
lunch wilde gaan voorbereiden om haar lunchborrel vroeg. Honger is honger. Aan
wachten heeft de baby geen boodschap.
Ik heb nog niets kunnen voorbereiden. Helaas zit het dan ook nog eens in
de genen dat we bloedchagrijnig worden als we honger hebben. Ik heb dus een
norse man, een peuter die maar op de grond is gaan liggen ‘mij eten, mij
honger, mij eten, mij honger’ x 20 en een tevreden brabbelende baby, omdat ze
zo blij is met haar volle buik. Imagine the picture.
De lunch staat
inmiddels op tafel. Peuter heeft haar portie al gehad voordat ze überhaupt iets
heeft aangeraakt: ‘Mij wil dit niet, mij wil dieee!’ Ze wijst naar een boterham
met kaas die identiek is aan het exemplaar op haar bord. Ze tilt het bord op en
reikt het mijn man aan. Man durft te zeggen: ‘Ze zijn beiden hetzelfde. Eet
maar lekker op.’ Je ziet de blik van peuter veranderen. Haar donkerbruine ogen
kleuren bijna zwart. Ze haalt adem: ‘NEE MIJ DEZE NIET PAPPA, MIJ DIEEE!!!’
Alsof we haar niet begrepen hebben en we onze hoortoestellen hadden
uitgedraaid. We proberen het nog een keer uit te leggen en geven het dan maar
op. Wij hebben ook honger en het is de strijd nu niet waard. De boterham wordt
gewisseld, peuter is uiterst content met de uitslag van deze veldslag en we
hebben weer pais en vree.
De laatste veldslag
van vandaag is het avondeten. Het is 16:30 uur en als ervaren moeder weet ik
inmiddels dat alle kinderen universeel hebben afgesproken dat ze zo tussen
16:30 uur en het moment dat er (eindelijk) eten op tafel staat een soort
recalcitrant uurtje hebben. Moe, honger, prikkels. Je zal het maar allemaal
moeten meemaken en dan nog op je moeder moeten wachten die het eten moet koken.
Ik geef het ze te doen.
Ik slinger de baby
op mijn rug en begin aan het avondeten. Meestal helpt de oudste mee. Dat gaat
ook vandaag weer prima. De middelste hangt de tiran uit. Het ene moment
probeert ze haar broer zorgvuldig van het keukentrapje te stoten en het andere
moment probeert ze hem te verleiden tot een spel, waardoor hij het keukentrapje
verlaat en zij er snel op kan klimmen. Een aanbieding om aan de andere zijde te
helpen is natuurlijk be-la-che-lijk. Hoe durf ik! ‘Mij wil niet die! Mij wil
daar!’
Tijdens het koken krijgen de kinderen als vogeltjes in een nestje
tussendoor wat in de open, vragende mondjes gestopt. Hartstikke leuk, zo samen
het eten bereiden en tussendoor wat proeven. De oudste vermaakt zich prima en
de middelste is inmiddels op haar rug op de keukenvloer gaan liggen om een snow
angel te maken, zonder de sneeuw dan.
‘Wie wil de tafel
even dekken?’
De oudste breekt
nog net z’n nek niet terwijl hij al ‘ik’-schreeuwend van het keukentrapje
stapt. Door de reactie van de oudste heeft de middelste het idee dat ze een
waanzinnig spannend evenement mist, waarop zij alvast begint te roepen ‘mij
ook! Mij ook!’ Ze springt overeind, werpt zich op haar broer en hij duwt haar
verontwaardigd van zich af. Peuter zet het op een gillen en de oudste is dit
inmiddels zo gewend dat hij rustig verder gaat met het verzamelen van borden en
bestek.
De tafel is gedekt.
Er zijn geen gewonden gevallen, peuter is weer helemaal zen en we kunnen eten.
Waar het eten bereiden en het tussendoor happen fantastisch was, blijkt het
eten zelf toch wat minder interessant.
De oudste prikt met
zijn vork in de puree. Zijn gezicht betrekt: ‘Wat is dat? Ik zie wat groens. Ik
lust geen groen.’
De middelste
aanschouwt haar broer en heeft weer het idee dat dit dé manier is om door het
leven te gaan. Waar ze eerst nog heerlijk zat te smullen, gooit ze haar mes en
vork van zich af, trekt een pruillip en roept: ‘Mij lust dit niet!’
De jongste ontdekt
heerlijk de textuur van puree. Het fungeert duidelijk ook als maskertje,
haargel, shampoo en wasmiddel. Fantastisch spul! Ze kraait er zielsgelukkig
bij.
De oudste kijkt nog
eens naar de jongste: ‘Lust zij dit wel?’ Daaruit trekt hij de conclusie dat
het proeven toch misschien wel de moeite waard is en dat het veilig is om tot
je te nemen. Baby zit er namelijk ook nog springlevend bij. Zodra hij een hapje
neemt, heeft de middelste haar vork ook weer ter hand genomen en ze smikkelt
verder daar waar ze vijf minuten geleden gestopt was, omdat ze het 'echt vies'
vond.
We zijn klaar met
eten. Alles is afgeruimd en opgeruimd. Peuter stort zich ter aarde: ‘Mij zooo
honger... Mij eten!’
maandag 2 oktober 2017
De baby
Ik zit achter de laptop. Baby van inmiddels alweer bijna een
half jaar oud hangt onder mijn neus in de draagdoek. Terwijl ze daar zo hangt
en heerlijk ligt te slapen, verspreidt ze met dat heerlijk ruikende bolletje
golven en golven hormonen. Vooral oxytocine. Dat is mijn lievelingshormoon
trouwens, omdat ik daar, zelfs op de dagen dat het écht niet wil, toch
ontzettend rustig van raak. Wist je dat ik, wanneer ik in een mopperbui ben door
ons andere loslopende wild, bewust even een flinke snuif neem aan het hoofd van
Baby? Een ware guilty pleasure. Daar kan geen chocolade tegenop.
Baby staat garant voor creativiteit. Dag in dag uit. Het is
een strijd tussen onze biologie, waarin die Baby gewoon 24/7 aan mamma vast hoort
(in elk geval het eerste jaar) en tussen de westerse samenleving waarin ik al
direct heel veel moet zonder Baby. Ik wil trouwens als gevolg van mijn cultuur
ook direct weer van alles. Baby denkt daar vaak anders over en remt me af.
Met de grootst mogelijke voorzichtigheid leg ik Baby van
mijn arm in de box. Ik zit ondertussen namelijk al een eeuwigheid met haar op
de bank en hoe lekker en verslavend die oxytocine van haar hoofdje ook is: ik
wil gewoon even bewegen! Het voordeel van de bevalling is namelijk dat je
daarna van die buik verlost bent en je ook langzaam weer je lijf wat meer voor
jezelf hebt. Of zoiets…
Het opstaan van de bank is succesvol. Ik voel me gespannen,
maar ik voel ook de triomf. Ik verplaats mezelf richting de box. Ze blijft
slapen. De triomf wordt groter. Ik leg haar neer. Geen geluid. Ik bevries, want
stel je voor dat ik haar wakker maak. Ik trek mijn handen voorzichtig terug...
ALARM ALARM ALARM! Baby richt haar hoofd op en laat héél
duidelijk weten dat ze het ten eerste onbeschoft vindt dat ik haar alleen leg.
Hoe durf ik! Ten tweede is ze ook hoogst verontwaardigd dat ik haar wek uit
haar heerlijke slaapje. Ik pak haar dus weer op. Zo plotseling als mijn
trommelvliezen gepijnigd werden, zo plotseling hebben ze ook weer rust.
Als het trouwens wel is gelukt om Baby weg te leggen is er
altijd wel een externe factor waardoor je nog geen 2 seconden van je triomf kan
genieten. De telefoon, de deurbel, een enthousiaste bezoeker, het geblaf van de
hond, een onverwachte nies, enzovoorts.
Op pad gaan met Baby is ook zoiets. Baby moet naar het CB.
Waar je eerst gewoon in 10 minuten buiten stond is er nu altijd wel een door Baby
zorgvuldig geplande interventie. Schone kleren aan is een garantie voor een
grensoverschrijdende poepluier. Als die uitblijft hebben we ook nog het
‘mondje’ terug. Soms vraag ik me wel eens af wiens ‘mondje’ voor die opmerking
is gebruikt, want ik geloof echt niet dat zo’n hoeveelheid in één ‘mondje’
past. Is dat allemaal achterwegen gebleven, dan kan Baby ook besluiten dat ze
nú honger heeft. Met een hongerige Baby is er hier geen beginnen aan. Die is
niet te foppen of te stillen op een andere manier dan met mijn borst. Overigens
geeft ze de voorkeur aan puur natuur. Toen we wilden oefenen met een flesje
keek ze ons net zo verontwaardigd aan als wanneer ik mijn man een bord vuilnis
voor zou zetten. Een flelsweigeraar. Die hadden we nog niet in het assortiment.
Ik wilde ook wel weer werken. Daar heeft Baby geen boodschap
aan. Het enige dat Baby wil is mamma. Nu, direct en zonder twijfel. Precies op
het moment dat ik wat wil gaan doen voor mijn werk. Precies op het moment dat
de oudste twee klaar staan om te vertrekken naar school. Of precies op het
moment dat ik juist met diezelfde oudsten bezig ben, omdat ze buiten willen
spelen, willen knutselen, een kopje thee willen of eigenlijk gewoon óók die
fijne aandacht van mamma willen. Baby wilde überhaupt geen maxicosi, die we
notabene alleen braaf in de auto gebruiken. Baby vindt zo’n stoel belachelijk.
De oplossing bleek live vermaak: Baby zit in het midden en kan kijken naar
broer en zus.
Wat Baby wil, dat moet ook direct moet gebeuren. De oudste
was pittig, maar af en toe nog wel te foppen. De middelste was snel afgeleid.
Die jongste… Die begint gewoon al te roepen zodra ze de stem van mijn man
hoort. Komt pappa niet snel genoeg een kus brengen dan gaat het roepen over in
een hoog gilletje. Komt hij dan nog niet (omdat vaders ook een soort uitknop
hebben voor de stemmen van hun kinderen) dan laat Baby dat luid en duidelijk
horen, totdat pappa het ook hoort (of mamma geïrriteerd roept dat pappa op moet
schieten).
Het is wel grappig hoe mijn kinderen allemaal dezelfde
ouders hebben en allemaal toch een totaal verschillend karakter. Bij de oudste
zeiden een vriendin en ik tegen elkaar toen we in verwachting waren van de
tweede: ‘Dat kan nóóit erger.’ Eh hè… Dat is gebleken. Die tweede is minstens
zo temperamentvol. Waar de tweede hier tot aan anderhalf jaar echt ontzettend
gemakkelijk was en dat daarna ruimschoots compenseerde, blijkt Baby in ieder
geval al het eerste half jaar totaal anders aan te pakken.
Het is een heerlijk kind, die Baby. Ze maakt me bewust van
alle kleine dingetjes waar ik door mijn werk als draagconsulent ontzettend veel
over geleerd en gelezen heb. Dat was theorie en nu krijg ik door Baby ook de
praktische onderbouwing. Dat maakt ook dat ik steeds minder snap van wat we als
moeder allemaal al moéten terwijl Baby wil dat we aan haar hoofd ruiken. Ik
werk voor mezelf, dus ik kan het zelf plannen en ik hang Baby tijdens het werk
gewoon onder mijn neus in de draagdoek. Wat leef ik mee met al die moeders die
deze vrijheid niet hebben.
Elke moeder verdient het recht om zo lang aan het hoofd van
haar Baby te ruiken als ze wil. In ieder geval het eerste jaar.
Abonneren op:
Posts (Atom)